Spring naar inhoud

opdracht: zoek een steen

 

Een steen zoeken, buiten of thuis. Die uitverkoren steen wordt meegenomen naar school. De leerkracht geeft een les over soorten stenen: kristallen, mineralen, edelstenen en fossielen, kleuren, vormen, structuren.

Hoe ontstaan stenen?

Rivierstenen: stukjes van een berg die afbreken en in een rivier terecht komen. Via de stroming komen de stukjes in de rivier en in de grond. Door het rollen over de rivierbodem worden de stenen rond geslepen. De grote rivieren brengen miljoenen stenen naar het land toe. De allerkleinste deeltjes die overblijven spoelen naar zee en worden zand of klei.

Vulkanische stenen: De aarde is zo’n 4,6 miljard jaar oud. Eeuwenlang was de aarde een vuurbal. Daarna begon een lang afkoelingsproces, de aarde begon te verstenen. Binnen de aardkorst borrelde het nog. Er kwamen uitbarstingen van het lava dat het vuur uitspuwde op de aarde. De laag werd dikker. De aarde verkoelde. Er ontstonden vulkanische gesteenten.

Stenen van/na de IJstijd: In de IJstijd was Noord-Europa overdekt met sneeuw en ijs. Enorme stukken ijs uit het hoge noorden duwde rotsen, keien en zand voor zich uit. Toen het na jaren ging dooien en de sneeuw/ijsmassa zich terugtrok, bleven de stenen overal liggen. Vooral in Drenthe zijn grote zwerfkeien. Deze stenen hebben vaak groeven/gleuven aan één platte kant die ontstaan zijn door het schuren over de bodem tijdens de tocht. Veel stenen bestaan uit meerdere stukjes die samengeperst zijn tot nieuwe stenen. Ze zijn vaak roodachtig van kleur.

Edelstenen: alle gesteenten bevatten kristallen van in de natuur voorkomende chemicaliën, mineralen. Elk gesteente staat uit een eenheid van mineralen, één of meer.

Stenen uit mijnen en steengroeven: voor de bouw, gereedschappen, voorwerpen en voor beeldhouwers om beelden mee te maken, zoals graniet, basalt en puimsteen.

Stenen en beeldhouwer

Marius van Beek boetseerde beelden in klei en zwarte was en hakte in steen. Op den duur begon hij zich steeds meer voor de natuurlijke vormen van stenen te interesseren. Zo haalde hij op vakantie in Normandië stenen uit zee waar hij zich liet door inspireren: ‘Ik houd van vormen die door de natuur zijn gestreeld’, zei hij.
En hij ging steeds vaker naar steengroeven in Duitsland (van de Dolomiet) om de steensoort zelf in de groeve uit te zoeken op vorm, kleur en barsten in plaats van een steen op maat te bestellen.

De leerlingen vertellen over
hoe de steen ontstaan is
welke eigenschappen (hardheid, kristalvorm, kleur, glans, breuk, groeven).
waar hij of zij de steen heeft gevonden
hoe de steen aanvoelt of ruikt (zintuiglijke waarneming).