Was gieten. Het beeld is afgegoten in een vorm, een mal. Dit is een holle afdruk in siliconen van een beeld. De vorm is nodig om het beeld mee af te kunnen gieten in ander materiaal, was, brons of polyester.
Hoe zwarte was wordt bewerkt. Hij/zij duwt, knijpt en kneedt in de was met zijn handen en vingers om de was warm en zacht te laten worden om hiermee te kunnen boetseren of modelleren.
Het beeld kan met speciale gereedschappen zoals spatels worden bewerkt om het een zacht oppervlak te geven, of het juist ruw te laten.
Een begeleider geeft ieder een stuk zwarte was of klei en toont hoe de was en klei gekneed wordt en er vanzelf een vorm uit ontstaat, wat je erin kan zien, zoals een dier.
De kinderen kunnen - als de vorm van de steen zich daarvoor leent - deze namaken in was en/of een figuur of ding wat ze er in zien, als associatie. De begeleider helpt om dit vorm te geven, toont mogelijkheden. Sommige kinderen weten meteen wat ze willen maken, raken geïnspireerd door de omgeving. Anderen weten het nog niet en duurt het enige tijd voordat er ‘iets’ komt, of elkaar nadoen.
We gaan uit van de gedachte dat creativiteit of inspiratie vanzelf ontstaat wanneer hier ruimte voor gegeven wordt; er is vertrouwen in de fantasie van het kind. In dit proces speelt mooi of lelijk geen rol en wordt er ook niet naar een kant en klaar werkstuk gestreefd. De begeleiding mengt zich ook niet letterlijk in het werk van het kind, om het zogenaamd te ‘verbeteren’. Het laat het aan het kind over en stuurt bij in het geven van suggesties, mogelijkheden of vragen stellen.
Er zijn 3 à 4 begeleiders: